Gedragscode

Gedragscode

Leden van de Jagersvereniging hebben zich te houden aan de door de vereniging opgestelde gedragscode. Deze gedragscode wordt ‘de weidelijkheidsregels’ genoemd. De Flora en faunawet verwijst naar deze gedragscode. Deze code omvat regels voor een fatsoenlijke en respectvolle omgang met het landschap in het algemeen en in het wild levende dieren in het bijzonder en met mensen met wie de jager in contact komt.

Standpunt van de Jagersvereniging

  • De Jagersvereniging vindt dat alle jagers in Nederland – ook degenen die geen lid zijn van de vereniging – zich aan deze gedragscode moeten houden en deze actief uitdragen.
  • De Jagersvereniging vindt het belangrijk dat de gedragscode een goede afspiegeling is van de huidige maatschappelijke opvattingen en zal daarom de gedragscode periodiek toetsen en, indien nodig, aanpassen.
  • De Jagersvereniging staat open voor constructieve discussie zowel binnen de vereniging als met andere geïnteresseerden.

Wat doet de Jagersvereniging?

De Jagersvereniging heeft de gedragscode opgesteld, deze is openbaar op haar website. De Jagersvereniging zorgt ervoor dat de gedragscode verweven is in de opleiding en de vereniging zorgt ervoor dat de code periodiek wordt geactualiseerd.

De gedragscode

Houding ten opzichte van dieren

De jager:

  1. zal alle middelen aanwenden om dieren niet onnodig te laten lijden;
  2. besteedt alle moeite en zorg aan het binnenbrengen van beschoten dieren en moet daartoe kunnen beschikken over een jachthond;
  3. verzorgt de dode dieren zodanig, dat er een optimaal gebruik van kan worden gemaakt.

Houding tegenover derden

De jager:

  1. heeft respect voor de rechten en eigendommen van derden, en bevordert door zijn gedrag in het veld een positief beeld van de jacht;
  2. gedraagt zich collegiaal tegenover andere jagers;
  3. volgt stipt de aanwijzingen op van de jagermeester, de jachtopzichter of diens helpers.

Houding ten opzichte van de samenleving

De jager:

  1. is bereid actief mee te werken aan het geven van voorlichting over het jachtbedrijf;
  2. doet constructief mee in maatschappelijke discussies over natuurbeheer en de wetgeving daarover;
  3. werkt waar mogelijk samen met andere natuurbeheerders;
  4. onderwerpt zich aan het tuchtrecht;

Zelfbeheersing

De jager:

  1. beoefent de jacht – in de ruimste zin van het woord – binnen de eisen van goed fauna- en wildbeheer.
  2. schiet alleen als:
  3. hij het dier voldoende kan aanspreken en kan binnenkrijgen;
  4. het dier zich voor hem dodelijk trefbaar vertoont en het dier zich niet gunstiger presen­teert voor een andere jager.

Veiligheid met het wapen

De jager:

  1. opent en ontlaadt zijn wapen wanneer hij niet schietklaar hoeft te zijn;
  2. passeert een hindernis alleen met een geopend en ongeladen wapen;
  3. hanteert zijn wapen zodanig, dat het nooit op een mens is gericht;
  4. neemt bij het schieten steeds een ruime veiligheidsgrens in acht;
  5. zorgt ervoor voldoende vaardig te blijven in het gebruik van zijn wapen(s).

Beheer van het jachtveld

De jager:

  1. beschermt de fauna en flora in het jachtveld tegen onredelijke en/of onrechtmatige aantasting;
  2. helpt het dier in barre omstandigheden;
  3. jaagt met inachtneming van de bepalingen van fauna- en wildbeheerplannen;
  4. onderhoudt regelmatig contacten met grondgebruikers en andere betrokkenen en tracht belangrijke schade door dieren te voorkomen;
  5. houdt zijn kennis op het gebied van natuur, fauna, beheer en jacht op peil.

Gedragscode – De Jagersvereniging