Naast de vele tradities in de Jacht en jachthonden wereld wordt er veel met “jagers jargon” gesproken en om u alvast een paar en misschien wel de meest gebruikte woorden alvast te vertalen staat u niet met een groot vraagteken als ze deze woorden gebruiken.
- Weidelijk – Het eervol, vakkundig en verantwoordelijk omgaan met de natuur.
- Zweet – Bloed van ziek of aangeschoten wild.
- Zweetspoor – Spoor van druppeltjes bloed of sporen van poot geuren of verandering van grond structuur
- Sleepspoor – Spoor getrokken door wild door een bos of veld
- Wissel – Spoor waar regelmatig wild loopt.
- Koud wild – Wild wat al in de koeling heeft gelegen voor les doeleinde.
- Warm wild – Wild wat net geschoten is en dus nog warm is.
- Bouw – Hol van een vos.
- Leger – Rustplaats van een haas.
- Een post – wachtplaats van een jager in het veld tijdens een drijfjacht
- Drijfjacht – door een gevormde linie van drijvers en honden, die het wild opjagen naar of langs de posten.
- Drijvers – lopende linie van honden, voorjagers en jagers.
- Nazoek – Het (aan)geschoten wild zoeken d.m.v. een hond.
- Breuk – Als een jager een ree, edelhert of wild zwijn heeft geschoten, wordt nog heel regelmatig door een mede-jager de zogenoemde ”breuk” overhandigd aan de schutter. De breuk is een takje van een eik, een els of een spar (maar de breuk komt ook voor) van net achter de plek waar het dier geraakt is. De schutter dient de rest van de dag de breuk op z’n hoed of pet te dragen. Officieel moet de breuk ook nog ”door het zweet” gehaald worden, door het bloed van het gedode dier. Een hond die bijvoorbeeld een nazoek moet verrichten en het geschoten wild vind krijgt ook een “breuk” onder zijn halsband.
En er zijn er natuurlijk nog veel meer maar als u deze onthoudt komt de rest vanzelf.